filmke eh

S

SHAUNI

Filmpjeh haha da's egt eel grappeg zehnne egt is leze


--------------------------------------------------------------------------------


©

FILM

Kim, een gewone jongen van 16 jaar zijn leven werd ingrijpend veranderd. De dag nadat hij 16 geworden was, ging hij naar de bioscoop, naar een film kijken die zijn vrienden voor hem gekozen hadden. Hij voelde zich moe en futloos omdat hij zijn 16de verjaardag net iets te intensief gevierd had. Hij voelde dat hij alle momenten in slaap kon vallen, maar omdat hij zich niet wakker kon houden liet hij het maar gebeuren. Maar wat toen gebeurde had hij nooit kunnen dromen…of misschien toch wel?

Ik werd wakker door een aanhoudende hitte. Het moest ineens heel warm geworden zijn in de bioscoop, zeker 40°. De film moest al gedaan zijn, want ik hoorde geen kabaal meer, en zag met men ogen nog gesloten dat de lichten aan waren. Maar vanwaar kwam die wind toch? Ik opende men ogen, en eerst merkte ik niets, maar toen zag ik dat ik ergens buiten lag. Ik probeerde me recht te duwen, maar merkte dat ik met men handen in het zand zat. Toen ik uiteindelijk recht stond, was ik met verstomming geslagen. Iemand had mij helemaal verkleed, in kleren zoals men in fantasiegames draagt. Ik bleek ook een zwaard op men rug te hebben. Ik wist dat ik niet meer in België was, dus keek ik maar een beetje rond waar ik was. Ik zag dat er hoofdsporen waren in het zand, dus volgde ik die maar, omdat die toch ergens moesten eindigen. Een paar uur later had ik de plaats gevonden waar ik moest zijn. Het was ondertussen al avond, en een heel stuk kouder geworden. Ik zag dat de mensen blijkbaar aan het kamperen waren, want ze zaten met zen allen rond een kampvuur vlees te roosteren. Ik ging nader, en zag dat het blijkbaar heel rijke mensen waren. Ze hadden vele kleren in hun zak steken, en ook allerlei waardevolle spullen. Maar iets deed me wantrouwen. Waarom zouden zo een rijke mensen komen kamperen in het midden van de woestijn?

©

Ik had een kaart en een paard meegenomen, van een van de rovers. In de stad zag ik dat iedereen kleren droeg zoals ik. Een groen pulletje, met daarover een beige vest, een bruine broek tot net over de enkels, met een veel te smalle riem en laarzen eronder. Blijkbaar was ik de enige met witte laarzen, want ik zag iedereen raar naar me staren. Ik hoorde de kerkbel luiden en iedereen liep haastig naar binnen. Een oude man riep mij binnen in zijn schuur, en zei dat ik mijn paard daar wel mocht laten staan tot het voorbij was. Ik dacht dat hij de kerkdienst bedoelde, maar toen gebeurde wat ik niet verwacht had. De deur werd open gestampt, en er kwam een groepje van tien soldaten binnen. Ze vroegen aan de oude man of hij zijn belastingen aan de Keizer al had betaald. De oude man, die zich net had voorgesteld als Jeremay zei dat hij ze niet kon betalen. Hij zei dat zijn vrouw en hij zelf net genoeg te eten hadden. Ik keek eens rond, en zag inderdaad dat er niet veel in de schuur van de man stond. Hij had geen auto, maar ook geen koeien, maar een klein beetje hooi, een klein schaapje, en een paar stronken hout voor de openhaard. Toen de oude man dit gezegd had, dacht ik dat ik een grijns op een van de soldaten hun gezicht zag. Hij leek de leider, want hij werd omringd door alle anderen. Ik zag dat deze mannen ook weeral geen geweer bij zich hadden. Twee mannen hadden een boog bij, en de acht anderen hadden een zwaard bij. Op de holster van deze zwaarden zag ik hetzelfde teken staan als op de ketting die ik van één van de rovers gestolen had. De keizer eist dat je betaalt, zei een van de mannen, en hij greep naar zijn boog. Op dit moment had ik gewacht, want ik nam de riek die vlak achter me stond, en stak er meteen vier mannen mee neer. Dan gebruikte ik ze om de anderen weg te duwen. Dit gaf me de tijd om men zwaard te nemen, en zo kon ik er nog twee neersteken. Nu moest ik het nog opnemen tegen drie anderen, want de leider besloot van zijn tijd niet aan mij te verspillen. Ik slaagde er al snel in de eerste te ontwapenen. De andere twee vielen me tegelijk aan, ik deed men uiterste best, maar snapte niet wat ze van deze simpele landbouwer wilden. Uiteindelijk trapte één van de twee in mijn plan, en stak de andere neer. Hierdoor kon ik die nog leefde, verwonden aan zijn arm. Ik nam men zwaard stevig beet, en zwaaide er mee. Mijn zwaard ging dwars door zijn pantser, ik was onder de indruk van wat ik gedaan had. Mijn bedoeling was gewoon van de man te verwonden, niet van hem in twee te hakken. Veel tijd om na te denken was er niet. De leider van de bende zei dat hij iemand zoals mij zeer goed zou kunnen gebruiken, zeker nu dat ik zijn beste mannen in een oogwenk verslagen had. Als ik trouw zweerde aan Keizer Arry zou hij mij genade schenken. Ik wist niet wat de man bedoelde. Wie was Keizer Arry? En waar was ik terechtgekomen?

De boer spoorde me aan van nee te zeggen. Het volgende gebeurde in een flits. Het ene moment stond de leider vlak voor men neus, en het volgende had hij zijn zwaard door de borstkas van de boer geramd. Hij zei dat de boer geen recht van spreken had, en dat diegenen die geen belastingen betaalden ontrouw waren aan de keizer, en dus met ‘de Anderen’ samenspande. Toen vroeg ik waarom ik in godsnaam mee zou gaan. ‘Ik was ook ooit zo rebels als jij’ zei de leider ‘tot de Keizer in mijn dorp kwam, en ons vertelde over de schitterende dingen die hij gezien had. Sindsdien dien ik onder hem als trouwste volgeling. Ik heb het meeste rekruten gehaald. En zij die in onze weg staan, zoals je lieve oude opa hier, worden vermoord.’ Ik zal me nooit aansluiten bij mensen die anderen vermoorden. Waar ben ik hier eigenlijk ergens?’ vroeg ik. Je bent hier in het land Kokorï, zei de man, en ik ben éérste opperbevelhebber van de centrale Ling. Mijn naam is hoofdkapitein Vandael, en als je niet besluit van je over te geven, bereid je dan voor op een gevecht tot de dood. Hij wou net uithalen met zijn zwaard toen ik ineens een vogel tegen zijn gezicht zag vliegen.

©

Een van de dorpelingen was buitengekomen, en had die vogel de opdracht gegeven tegen zijn hoofd te vliegen. Toen de kapitein zag wie dat gedaan had, wendde hij zich tot de dame en wilde haar vermoorden, maar dit kon ik niet toestaan Hij zette de aanval in, maar ik wierp me ertussen. De kapitein werd aan mij zwaard gespietst. Het was voorbij. Plots voelde ik een stekende pijn in mijn schouder. Een van de mannen die ik had neergestoken met de riek had weten recht te komen en een pijl af te vuren. De kapitein viel neer op mij, en de dame stormde op de boogschutter af. ‘En jij zal nooit meer iemand kwaad doen’ schreeuwde ze, en ze pakte een houten blok, en sloeg ermee op de boogschutter tot deze bezweek aan de pijn. Toen werd opnieuw alles zwart voor mijn ogen.

Ik opende men ogen, en dacht dat ik terug in de bioscoop zat. Maar niets was minder waar. De dame had mijn wonden verzorgd, en mijn kleren gewassen. Ze stelde zich voor als Elckhout, en haar vogel was Onip. De vogel was enig in zijn soort zei de vrouw. Er was geen andere vogel die vloog zoals hij. Toen ik nader keek, zag ik dat de vogel achterstevoren vloog. De vrouw zei dat ze alles had zien gebeuren, en dat ze het absoluut niet kon toestaan.

Ik woon hier met mijn man, Cois, en onze zoon, Krikkie. We hebben een winkel in tweedehands spullen, en hebben al meermaals willen protesteren tegen Keizer Arri, maar veel steun vonden we niet. De vrouw zei dit met een luide stem, alsof ze dacht dat ik verder weg zat. Ik ben al meermaals aangevallen door Vandael en zijn leger, maar kon hen nooit stoppen. De laatste keer hebben ze alle vingers van zijn rechterhand al afgesneden, en hem ontelbare keren gegeseld. Wat is jouw naam eigenlijk? Ik vertelde ze dat mijn naam Kim was, en dat ik niet wist hoe ik in Kokorï terecht gekomen was. Het ene moment zat ik in de bioscoop, en het volgende lag ik in het midden van de woestijn. De vrouw vertelde me dat ik het waarschijnlijk wel te weten zou komen als ik het opnam tegen Keizer Arri en zijn wederzijde. Ik had blijkbaar zijn naam verkeerd verstaan door het lispelen van kapitein Vandael. Ze vertelde me dat zijn vrouw Cato noemde, en dat er verhalen zijn dat ze mensen doodt met haar blik. Ik geloofde er niet veel van, maar luisterde toch naar wat de vrouw te vertellen had. Er waren hier al zoveel rare dingen gebeurd dat ik alles maar geloofde wat de vrouw zei.

Ze vertelde me dat de snelste manier om aan het kasteel van keizer Arri te komen was door een kar te gaan huren bij Koe Deckers. Deze had de snelste karren in de buurt zei ze. Ik bedankte haar, trok mijn eigen kleren terug aan, en zette koers richting Koe. Daar aangekomen, zag ik inderdaad dat de paarden die hij fokte zeer snel waren. Hij kwam aangereden, en zei dat iedereen die een vriend was van Elckhout en Cois, ook zijn vrienden waren. Omdat ik van plan was naar de keizer te reizen en hem te verslaan, kreeg ik gratis een paard ter mijner beschikking kreeg. Ik bedankte hem, en hij zei dat hij nog een stuk mee zou reizen, om mij gezelschap te houden.

We reden door een bos, en zagen daar allemaal Xanderkopjes zitten, aapjes met een abnormaal groot gezwollen achterhoofd. Koe vertelde me dat in dit bos allerlei vreemde verschijningen waren. Een beetje verder zag ik een nog vreemdere verschijning. Het leek alsof de mooie meisjes uit de bloemen kwamen. Koe vertelde me dat dit Wessatijntjes waren, en dat ze alleen verschijnen als er mensen passeerden, en dat ze ongeluk brachten volgens de meeste mensen in het dorp. Dat is maar dom bijgeloof zei hij, de mensen denken er gewoon zo over omdat de mannen meegelokt worden door hun schoonheid, en dat niet meer weten wat te doen, en ze raken hopeloos verliefd op deze planten. En dan werd het winter, en stierven ze, en plegen de meeste van die mannen zelfmoord omdat hun geliefde gestorven was. Hij noemde ze planten, maar ik had echt het gevoel dat deze meisjes van evenveel vlees en bloed waren als ik. En ik kon het de mannen niet kwalijk nemen dat ze zelfmoord zouden plegen, dit was werkelijk de mooiste verschijning die ik ooit al gezien had.

We kwamen in de buurt van het kasteel. Koe zei dat hij verwacht had dat er uiteindelijk iemand tegen de Keizer in zou gaan. Hij greep naar iets in zijn tas, en haalde er het mooiste zwaard uit dat ik ooit gezien had. Ik bekeek het langs alle kanten, het was perfect in evenwicht, precies voor mij gemaakt. Koe zei dat hij het ooit in het bos gevonden had, dat het tussen twee stenen vastzat en verroest was. Vroeger was er daar een zee, zei hij, en waarschijnlijk is het zwaard er toen ooit ingegooid. Ik zag dat op het zwaard vaag een zin stond gegraveerd:’Sire eidsalk etsebed si eejfijV’. Het zwaard was ook bezet met een grote geslepen robijn vanonder, en met diamanten. Dit zwaard was gewoon af, ik snapte niet waarom iemand het ooit zou weggooien. Toen nam ik afscheid van Koe, en richting het kasteel ging. Ik dacht bij mezelf dat ik wel gek zou zijn. Tegen een keizer rebelleren, en dan in mijn ééntje een heel leger willen verslaan.

Opeens zag ik dat er iemand een verborgen gang uit kwam. Ik liep achter hem aan om hem te vragen waar de geheime gang uitkwam, maar hij liep veel te snel. Ik pakte een stuk hout, en wierp het naar zijn rug, maar ik raakte niet meer als een boom naast hem. Toen stopte hij ineens, en voor ik kon vragen waarom hij van me wegliep viel hij me aan. Hij haalde krachtig uit. Hij vocht veel beter dan iedereen waar ik al tegen gevochten had. Toen ik hem aanmaande te stoppen zei hij dat de mannen van Keizer Arri ook nooit stopten als men hem erom smeekte. Ik ben geen van zijn mannen riep ik. Hij verloor even de concentratie, en ik was in staat om hem te ontwapenen. Ik gaf hem zijn wapen terug. Ik zei nog eens:’ ik ben geen van Keizer Arri zijn mannen, noch een van Keizerin Cato haar mannen. Ze geloofde me niet en vroeg wat ik daar kwam doen. Ik ben hier om hem te verslaan, dan kom ik misschien te weten hoe ik hier kom. Hij deed zijn mantel af. Toen zag ik pas dat ik me vergist had. Ik had helemaal niet gevochten met een van de sterkste mannen die ik al ontmoet had.

©

Ik ben Schandra, de laatste nakomeling van de laatste koning die Kokorï had, voor dat Keizer Arri het land overnam. Ik probeer ook al vele jaren van hem te dwarsbomen, maar mijn plannen om hem in de val te lokken mislukken steeds. Ik en Koe probeerden samen met Cois om hem in een hinderlaag te lokken, maar telkens wisten de bewakers er op de een of andere manier achter te komen. De laatste keer dat we dit probeerden, hebben ze Cois van al zijn vingers beroofd. Sindsdien durven we niets meer doen. We konden alleen maar hopen dat er nog iemand zo dapper zou zijn om het tegen hem op te nemen. Ik wist niet wat ik van haar verhaal moest denken. Ik dacht dat er wel een spion bij moest zijn, want anders kon het niet dat ze elke keer opnieuw van hun plan afwisten. Plots hoorde ik een geluid. Ik duwde Schandra net op tijd de grond om een pijl te ontwijken. Ik hoorde hoefgetrappel, maar voor ik erachteraan kon gaan, wist ik meteen dat er iets niet pluis was. Ik probeerde recht te staan, maar door mijn linkerknie ging een stekende pijn. Ik keek, en dit was echt niet voor woorden te vatten. Ik was gewoon door de vlammen gedoken, en was met mijn been in de vlammen blijven liggen. Ik holde zo snel ik kon naar het meer dat ik een paar uur eerder gepasseerd was met Koe. Daar zag ik iets dat ik niet voor mogelijk hield.

Koe stond te lachen en te praten met iemand die vast en zeker voor Keizer Arri werkte. Ik ging stil het water in, zodat ze me zeker niet zouden horen. Ik zwom dichterbij, en kon me verstoppen onder een rots die uitstak, waardoor ik het gesprek goed kon volgen. Ze hebben nog steeds niets door, zei Koe. Ze denken nog steeds dat ik aan hun kant sta. Wat ik ook zou doen, als jullie mijn verloofde niet gegijzeld hielden. En dat blijven we doen tot hun verzet helemaal is afgebroken, die stem kwam me ook bekend voor.

Dit was een van de ridders die ik had gestoken met de riek. Hoe kon hij dat overleefd hebben? Wij laten Yasmindy pas gaan als jij ons de hele lijst en geeft van iedereen die zich verzet tegen onze meester. Maar ik weet niet waar deze nieuwe jongen vandaan komt zei Koe, ik weet alleen dat hij zich Kim noemt. Dan kom je er maar snel achter zei de Wachter, of jouw verloofde zal moeten trouwen met het hulpje van de Keizer. Ik zag Koes gezicht niet, maar wist genoeg aan de stilte die erop volgde.

Ik zwom terug naar de over, en vertelde wat ik gezien had aan Schandra. ‘Dat achterbaks, smerig, ...’ nee wacht, zei ik. Heb je wel goed geluisterd, ze houden zijn verloofde Yasmindy gegijzeld. ‘Vind je het dan niet normaal dat hij alles op het spel zet om haar te redden?’ Vroeg ik haar, maar ze begreep het niet. Hoe iemand zijn vrienden kon verloochenen voor zijn geliefde. Het was duidelijk dat ze weinig gevoelens had. Of dat ze nog nooit gevoeld had hoe het was om verliefd te zijn, en dan je geliefde te moeten missen. Morgen zouden we naar het kasteel gaan, dan zou ik Cato en Arri verslagen, en dan kon ik misschien terug naar huis gaan. Ik dacht van vroeg te gaan slapen, maar het schoot me te binnen dat als de wachters zo dichtbij waren, dat we dan elk ogenblik konden aangevallen konden worden. Ik hield de hele nacht de wacht, maar blijkbaar was het overbodig, want we zagen niemand.

De dag erna, zetten we laat onze tocht op gang, zodat we zeker zouden zijn dat de Keizer in zijn kasteel zou zijn. We gebruikten een van de geheime gangen die Schandra wist liggen. Plots lichtte alles op. De geheime gang ging weer open, en daar stond Koe. Ik dacht eerst dat hij ons ging komen helpen, toen zag ik dat er wel een dozijn van Arris mannen achter hem stonden. Ze stonden klaar met hun boog, en voerden ons het kasteel in. Koe volgde te paard, en durfde ons niet aankijken. Wat een eeuwigheid leek ging voorbij toen we stopen. ‘Maar… we zijn toch nog niet aan het kasteel’ zei Koe. Dat klopt zei een van de mannen. Maar jij mag niet weten waar de geheime ingang is. En plots… Koe viel van zijn paard af. Hij was door vier pijlen geraakt ter hoogte van zijn hart. Ik kon het niet vatten. Hoe konden ze dit zo koelbloedig doen.

©

Ik kon dit niet toestaan. Ik moest en zou me losrukken uit de touwen waarmee ik vastgebonden was. En opnieuw dacht ik dat ze schoten met hun bogen, maar deze keer vielen er wachters neer in plaats van een van ons. De pijlen leken uit de bosjes te komen, en toen zag ik het. Een blauwe vogel die achterstevoren vloog kwam in razend tempo aangevlogen. Hij pikte onze touwen door, en gaf me men zwaard. Ik was nooit zo blij geweest Onip te zien. En als Onip hier was, dan konden Elckhout, Krikkie en Cois niet ver we zijn. Ik zocht diegene die t dichtste bij mij stond en sloeg toe. In een mum van tijd lagen ze allemaal dood op de grond. Sommige doorboord door pijlen, anderen in mootjes gehakt door mij. Onip vloog weg achter de bosjes en plots zag ik ze staan. Elckhout aan de ene kant, en Cois met Krikkie aan de anderen. Wij komen om te helpen zeiden ze. Ze wisten dat Koe zijn verloofde ontvoerd was, en dat hij informatie doorspeelde aan de Keizer, maar ze konden hem niet verraden omdat hij niet mocht sterven. Cois, Krikkie en ik trokken de kleren aan van de Keizer zen mannen, en deden alsof de anderen de gevangenen waren.

Laat ons binnen, we hebben gevangenen bij. We stonden vlak voor het kasteel. De bewakers openden de poorten, en we stapten binnen. De Keizer en de Keizerin stonden er te praten met iemand die eruit zag alsof hij nog nooit gehoord had van een bad. Dit moest het hulpje zijn waarover die ene bewaker het had. We brachten Elckhout en Schandra naar de cellen. Plots landde Onip op de schouders van Elckman. Dit kon niet zijn. In twee seconden tijd was de vogel dood. Eerste wilde ik hem wegjagen, maar hij vloog omhoog, en werd meteen neergehaald door de boogschutters op de muur. Dit was het zoveelste tragische verlies dat we leden.

Aan de cellen aangekomen, overmeesterden we de andere bewakers, hielpen de andere gevangenen uit hun cellen, en starten de aanval. Maar… er speelde een factor mee die ik vergeten was. Plots werden er schoten gelost van de mannen op de muur. Iedereen werd doorboord met een pijl, alleen ik en Schandra bleven nog over. Natuurlijk, ze wisten dat ik eraan kwam. Koe had hun wachters ingelicht. Ik wist niet wat doen, ik had al deze mensen de dood ingejaagd. Cois, Krikkie, Onip, Jeremay, Koe,… allemaal mijn schuld. Ik liep terug naar de cellen, en zocht een schild, iets dat me zou kunnen beschermen tegen de boogschutters. Plots zag ik dat niet iedereen gevlucht was. In de laatste cel zat een meisje. Met een bril en een ijzeren bolletje door haar lip. ‘Wat doe je hier nog’ vroeg ik haar. Ze zei me dat ze wachtte op Koe om haar te komen redden. Dit was natuurlijk Yasmindy, Koe haar verloofde. Ik vertelde haar wat er gebeurd is, en ze barstte in tranen uit. Ik probeerde haar te troosten, maar niets mocht baten. Ze stormde naar buiten, en werd meteen door tientallen pijlen doorboord. Ik zag het hulpje naar Yasmindy lopen. ‘Nee!’ Schreeuwde hij. Niet Yasmindy! Hij stond recht en liep de muur op. Hij duwde een aantal mannen van de muur af, de rest hakte hij de armen of benen eraf van klare woede. Ik was dit tafereel aan het waarnemen toen ik ineens een doordringende stem hoorde. ‘Glettheus, stop daarmee.’ Het was Keizerin Cato. Glettheus stopte niet meteen, maar toen hij er een stuk of tien had afgeslacht hiel hij toch op. ‘Er zijn zoveel mooie meisjes die je kunt krijgen’ zei ze. Deze domme boerentrien is het niet waard. Ik keek een keer naar Glettheus, en kon niet geloven dat ze het meende. Dit was werkelijk de lelijkste jongen die ik al gezien had. Maar, dit gaf me wel de gelegenheid om me te wapenen. Ik pakte een boog, en schoot niet een, maar wel vijf keer een pijl af. Ik raakte Cato, maar mijn pijlen gingen ook recht op Glettheus af. Deze kon de eerste ontwijken, de tweede kreeg hij in zijn schouder en de laatste twee recht in zijn hart. Cato schreeuwde het uit. De pijlen hadden haar doorboord. Eentje was haar gepenetreerd en was net onder haar hart blijven steken. Ze viel naar, en Arri viel naast haar neer. ‘Nee, wie heeft dit gedaan?!’ Hij keek eerst op naar de muren, maar toen zag hij mij staan met de boog in mijn handen. Hij pakte zijn zwaard, en doorboorde met een steek was genoeg om me te doden. Ik voelde het bloed sijpelen, men kleren nat worden. Alles werd zwart voor men ogen.

‘He jongen, pas eens op, wij moeten door.’ Ik opende men ogen. Ik zat terug in de bioscoop. Het einde van de film was net in beeld, en ik zag dat de Held de Keizer doodde. Was het dan allemaal een droom? Ik keek naar men T-shirt, en zag dat ik er met men blikje cola op gemorst had. Net op de plaats waar i de fatale wond toegedeeld kreeg door de Keizer. Was het dan allemaal alleen maar een droom? Halfwakker verliet ik de bioscoop en ging naar huis. Ik besloot nooit meer een film te gaan kijken als ik een kater had. En in de verte, hoorde ik de kreet van Schandra die gemarteld werd door de Keizer zodat ze zou zeggen waar ik heen was.

©
 
L

linhnguyen

Filmpjeh haha da's egt eel




------------------------------------------------------------------------------


grappeg zehnne egt is leze



©

FILM

Kim, een gewone jongen van 16 jaar zijn leven werd ingrijpend veranderd. De dag nadat hij 16 geworden was, ging hij naar de bioscoop, naar een film kijken die zijn vrienden voor hem gekozen hadden. Hij voelde zich moe en futloos omdat hij zijn 16de verjaardag net iets te intensief gevierd had. Hij voelde dat hij alle momenten in slaap kon vallen, maar omdat hij zich niet wakker kon houden liet hij het maar gebeuren. Maar wat toen gebeurde had hij nooit kunnen dromen…of misschien toch wel?

Ik werd wakker door een aanhoudende hitte. Het moest ineens heel warm geworden zijn in de bioscoop, zeker 40°. De film moest al gedaan zijn, want ik hoorde geen kabaal meer, en zag met men ogen nog gesloten dat de lichten aan waren. Maar vanwaar kwam die wind toch? Ik opende men ogen, en eerst merkte ik niets, maar toen zag ik dat ik ergens buiten lag. Ik probeerde me recht te duwen, maar merkte dat ik met men handen in het zand zat. Toen ik uiteindelijk recht stond, was ik met verstomming geslagen. Iemand had mij helemaal verkleed, in kleren zoals men in fantasiegames draagt. Ik bleek ook een zwaard op men rug te hebben. Ik wist dat ik niet meer in België was, dus keek ik maar een beetje rond waar ik was. Ik zag dat er hoofdsporen waren in het zand, dus volgde ik die maar, omdat die toch ergens moesten eindigen. Een paar uur later had ik de plaats gevonden waar ik moest zijn. Het was ondertussen al avond, en een heel stuk kouder geworden. Ik zag dat de mensen blijkbaar aan het kamperen waren, want ze zaten met zen allen rond een kampvuur vlees te roosteren. Ik ging nader, en zag dat het blijkbaar heel rijke mensen waren. Ze hadden vele kleren in hun zak steken, en ook allerlei waardevolle spullen. Maar iets deed me wantrouwen. Waarom zouden zo een rijke mensen komen kamperen in het midden van de woestijn?

©

Ik had een kaart en een paard meegenomen, van een van de rovers. In de stad zag ik dat iedereen kleren droeg zoals ik. Een groen pulletje, met daarover een beige vest, een bruine broek tot net over de enkels, met een veel te smalle riem en laarzen eronder. Blijkbaar was ik de enige met witte laarzen, want ik zag iedereen raar naar me staren. Ik hoorde de kerkbel luiden en iedereen liep haastig naar binnen. Een oude man riep mij binnen in zijn schuur, en zei dat ik mijn paard daar wel mocht laten staan tot het voorbij was. Ik dacht dat hij de kerkdienst bedoelde, maar toen gebeurde wat ik niet verwacht had. De deur werd open gestampt, en er kwam een groepje van tien soldaten binnen. Ze vroegen aan de oude man of hij zijn belastingen aan de Keizer al had betaald. De oude man, die zich net had voorgesteld als Jeremay zei dat hij ze niet kon betalen. Hij zei dat zijn vrouw en hij zelf net genoeg te eten hadden. Ik keek eens rond, en zag inderdaad dat er niet veel in de schuur van de man stond. Hij had geen auto, maar ook geen koeien, maar een klein beetje hooi, een klein schaapje, en een paar stronken hout voor de openhaard. Toen de oude man dit gezegd had, dacht ik dat ik een grijns op een van de soldaten hun gezicht zag. Hij leek de leider, want hij werd omringd door alle anderen. Ik zag dat deze mannen ook weeral geen geweer bij zich hadden. Twee mannen hadden een boog bij, en de acht anderen hadden een zwaard bij. Op de holster van deze zwaarden zag ik hetzelfde teken staan als op de ketting die ik van één van de rovers gestolen had. De keizer eist dat je betaalt, zei een van de mannen, en hij greep naar zijn boog. Op dit moment had ik gewacht, want ik nam de riek die vlak achter me stond, en stak er meteen vier mannen mee neer. Dan gebruikte ik ze om de anderen weg te duwen. Dit gaf me de tijd om men zwaard te nemen, en zo kon ik er nog twee neersteken. Nu moest ik het nog opnemen tegen drie anderen, want de leider besloot van zijn tijd niet aan mij te verspillen. Ik slaagde er al snel in de eerste te ontwapenen. De andere twee vielen me tegelijk aan, ik deed men uiterste best, maar snapte niet wat ze van deze simpele landbouwer wilden. Uiteindelijk trapte één van de twee in mijn plan, en stak de andere neer. Hierdoor kon ik die nog leefde, verwonden aan zijn arm. Ik nam men zwaard stevig beet, en zwaaide er mee. Mijn zwaard ging dwars door zijn pantser, ik was onder de indruk van wat ik gedaan had. Mijn bedoeling was gewoon van de man te verwonden, niet van hem in twee te hakken. Veel tijd om na te denken was er niet. De leider van de bende zei dat hij iemand zoals mij zeer goed zou kunnen gebruiken, zeker nu dat ik zijn beste mannen in een oogwenk verslagen had. Als ik trouw zweerde aan Keizer Arry zou hij mij genade schenken. Ik wist niet wat de man bedoelde. Wie was Keizer Arry? En waar was ik terechtgekomen?

De boer spoorde me aan van nee te zeggen. Het volgende gebeurde in een flits. Het ene moment stond de leider vlak voor men neus, en het volgende had hij zijn zwaard door de borstkas van de boer geramd. Hij zei dat de boer geen recht van spreken had, en dat diegenen die geen belastingen betaalden ontrouw waren aan de keizer, en dus met ‘de Anderen’ samenspande. Toen vroeg ik waarom ik in godsnaam mee zou gaan. ‘Ik was ook ooit zo rebels als jij’ zei de leider ‘tot de Keizer in mijn dorp kwam, en ons vertelde over de schitterende dingen die hij gezien had. Sindsdien dien ik onder hem als trouwste volgeling. Ik heb het meeste rekruten gehaald. En zij die in onze weg staan, zoals je lieve oude opa hier, worden vermoord.’ Ik zal me nooit aansluiten bij mensen die anderen vermoorden. Waar ben ik hier eigenlijk ergens?’ vroeg ik. Je bent hier in het land Kokorï, zei de man, en ik ben éérste opperbevelhebber van de centrale Ling. Mijn naam is hoofdkapitein Vandael, en als je niet besluit van je over te geven, bereid je dan voor op een gevecht tot de dood. Hij wou net uithalen met zijn zwaard toen ik ineens een vogel tegen zijn gezicht zag vliegen.

©

Een van de dorpelingen was buitengekomen, en had die vogel de opdracht gegeven tegen zijn hoofd te vliegen. Toen de kapitein zag wie dat gedaan had, wendde hij zich tot de dame en wilde haar vermoorden, maar dit kon ik niet toestaan Hij zette de aanval in, maar ik wierp me ertussen. De kapitein werd aan mij zwaard gespietst. Het was voorbij. Plots voelde ik een stekende pijn in mijn schouder. Een van de mannen die ik had neergestoken met de riek had weten recht te komen en een pijl af te vuren. De kapitein viel neer op mij, en de dame stormde op de boogschutter af. ‘En jij zal nooit meer iemand kwaad doen’ schreeuwde ze, en ze pakte een houten blok, en sloeg ermee op de boogschutter tot deze bezweek aan de pijn. Toen werd opnieuw alles zwart voor mijn ogen.

Ik opende men ogen, en dacht dat ik terug in de bioscoop zat. Maar niets was minder waar. De dame had mijn wonden verzorgd, en mijn kleren gewassen. Ze stelde zich voor als Elckhout, en haar vogel was Onip. De vogel was enig in zijn soort zei de vrouw. Er was geen andere vogel die vloog zoals hij. Toen ik nader keek, zag ik dat de vogel achterstevoren vloog. De vrouw zei dat ze alles had zien gebeuren, en dat ze het absoluut niet kon toestaan.

Ik woon hier met mijn man, Cois, en onze zoon, Krikkie. We hebben een winkel in tweedehands spullen, en hebben al meermaals willen protesteren tegen Keizer Arri, maar veel steun vonden we niet. De vrouw zei dit met een luide stem, alsof ze dacht dat ik verder weg zat. Ik ben al meermaals aangevallen door Vandael en zijn leger, maar kon hen nooit stoppen. De laatste keer hebben ze alle vingers van zijn rechterhand al afgesneden, en hem ontelbare keren gegeseld. Wat is jouw naam eigenlijk? Ik vertelde ze dat mijn naam Kim was, en dat ik niet wist hoe ik in Kokorï terecht gekomen was. Het ene moment zat ik in de bioscoop, en het volgende lag ik in het midden van de woestijn. De vrouw vertelde me dat ik het waarschijnlijk wel te weten zou komen als ik het opnam tegen Keizer Arri en zijn wederzijde. Ik had blijkbaar zijn naam verkeerd verstaan door het lispelen van kapitein Vandael. Ze vertelde me dat zijn vrouw Cato noemde, en dat er verhalen zijn dat ze mensen doodt met haar blik. Ik geloofde er niet veel van, maar luisterde toch naar wat de vrouw te vertellen had. Er waren hier al zoveel rare dingen gebeurd dat ik alles maar geloofde wat de vrouw zei.

Ze vertelde me dat de snelste manier om aan het kasteel van keizer Arri te komen was door een kar te gaan huren bij Koe Deckers. Deze had de snelste karren in de buurt zei ze. Ik bedankte haar, trok mijn eigen kleren terug aan, en zette koers richting Koe. Daar aangekomen, zag ik inderdaad dat de paarden die hij fokte zeer snel waren. Hij kwam aangereden, en zei dat iedereen die een vriend was van Elckhout en Cois, ook zijn vrienden waren. Omdat ik van plan was naar de keizer te reizen en hem te verslaan, kreeg ik gratis een paard ter mijner beschikking kreeg. Ik bedankte hem, en hij zei dat hij nog een stuk mee zou reizen, om mij gezelschap te houden.

We reden door een bos, en zagen daar allemaal Xanderkopjes zitten, aapjes met een abnormaal groot gezwollen achterhoofd. Koe vertelde me dat in dit bos allerlei vreemde verschijningen waren. Een beetje verder zag ik een nog vreemdere verschijning. Het leek alsof de mooie meisjes uit de bloemen kwamen. Koe vertelde me dat dit Wessatijntjes waren, en dat ze alleen verschijnen als er mensen passeerden, en dat ze ongeluk brachten volgens de meeste mensen in het dorp. Dat is maar dom bijgeloof zei hij, de mensen denken er gewoon zo over omdat de mannen meegelokt worden door hun schoonheid, en dat niet meer weten wat te doen, en ze raken hopeloos verliefd op deze planten. En dan werd het winter, en stierven ze, en plegen de meeste van die mannen zelfmoord omdat hun geliefde gestorven was. Hij noemde ze planten, maar ik had echt het gevoel dat deze meisjes van evenveel vlees en bloed waren als ik. En ik kon het de mannen niet kwalijk nemen dat ze zelfmoord zouden plegen, dit was werkelijk de mooiste verschijning die ik ooit al gezien had.

We kwamen in de buurt van het kasteel. Koe zei dat hij verwacht had dat er uiteindelijk iemand tegen de Keizer in zou gaan. Hij greep naar iets in zijn tas, en haalde er het mooiste zwaard uit dat ik ooit gezien had. Ik bekeek het langs alle kanten, het was perfect in evenwicht, precies voor mij gemaakt. Koe zei dat hij het ooit in het bos gevonden had, dat het tussen twee stenen vastzat en verroest was. Vroeger was er daar een zee, zei hij, en waarschijnlijk is het zwaard er toen ooit ingegooid. Ik zag dat op het zwaard vaag een zin stond gegraveerd:’Sire eidsalk etsebed si eejfijV’. Het zwaard was ook bezet met een grote geslepen robijn vanonder, en met diamanten. Dit zwaard was gewoon af, ik snapte niet waarom iemand het ooit zou weggooien. Toen nam ik afscheid van Koe, en richting het kasteel ging. Ik dacht bij mezelf dat ik wel gek zou zijn. Tegen een keizer rebelleren, en dan in mijn ééntje een heel leger willen verslaan.

Opeens zag ik dat er iemand een verborgen gang uit kwam. Ik liep achter hem aan om hem te vragen waar de geheime gang uitkwam, maar hij liep veel te snel. Ik pakte een stuk hout, en wierp het naar zijn rug, maar ik raakte niet meer als een boom naast hem. Toen stopte hij ineens, en voor ik kon vragen waarom hij van me wegliep viel hij me aan. Hij haalde krachtig uit. Hij vocht veel beter dan iedereen waar ik al tegen gevochten had. Toen ik hem aanmaande te stoppen zei hij dat de mannen van Keizer Arri ook nooit stopten als men hem erom smeekte. Ik ben geen van zijn mannen riep ik. Hij verloor even de concentratie, en ik was in staat om hem te ontwapenen. Ik gaf hem zijn wapen terug. Ik zei nog eens:’ ik ben geen van Keizer Arri zijn mannen, noch een van Keizerin Cato haar mannen. Ze geloofde me niet en vroeg wat ik daar kwam doen. Ik ben hier om hem te verslaan, dan kom ik misschien te weten hoe ik hier kom. Hij deed zijn mantel af. Toen zag ik pas dat ik me vergist had. Ik had helemaal niet gevochten met een van de sterkste mannen die ik al ontmoet had.

©

Ik ben Schandra, de laatste nakomeling van de laatste koning die Kokorï had, voor dat Keizer Arri het land overnam. Ik probeer ook al vele jaren van hem te dwarsbomen, maar mijn plannen om hem in de val te lokken mislukken steeds. Ik en Koe probeerden samen met Cois om hem in een hinderlaag te lokken, maar telkens wisten de bewakers er op de een of andere manier achter te komen. De laatste keer dat we dit probeerden, hebben ze Cois van al zijn vingers beroofd. Sindsdien durven we niets meer doen. We konden alleen maar hopen dat er nog iemand zo dapper zou zijn om het tegen hem op te nemen. Ik wist niet wat ik van haar verhaal moest denken. Ik dacht dat er wel een spion bij moest zijn, want anders kon het niet dat ze elke keer opnieuw van hun plan afwisten. Plots hoorde ik een geluid. Ik duwde Schandra net op tijd de grond om een pijl te ontwijken. Ik hoorde hoefgetrappel, maar voor ik erachteraan kon gaan, wist ik meteen dat er iets niet pluis was. Ik probeerde recht te staan, maar door mijn linkerknie ging een stekende pijn. Ik keek, en dit was echt niet voor woorden te vatten. Ik was gewoon door de vlammen gedoken, en was met mijn been in de vlammen blijven liggen. Ik holde zo snel ik kon naar het meer dat ik een paar uur eerder gepasseerd was met Koe. Daar zag ik iets dat ik niet voor mogelijk hield.

Koe stond te lachen en te praten met iemand die vast en zeker voor Keizer Arri werkte. Ik ging stil het water in, zodat ze me zeker niet zouden horen. Ik zwom dichterbij, en kon me verstoppen onder een rots die uitstak, waardoor ik het gesprek goed kon volgen. Ze hebben nog steeds niets door, zei Koe. Ze denken nog steeds dat ik aan hun kant sta. Wat ik ook zou doen, als jullie mijn verloofde niet gegijzeld hielden. En dat blijven we doen tot hun verzet helemaal is afgebroken, die stem kwam me ook bekend voor.

Dit was een van de ridders die ik had gestoken met de riek. Hoe kon hij dat overleefd hebben? Wij laten Yasmindy pas gaan als jij ons de hele lijst en geeft van iedereen die zich verzet tegen onze meester. Maar ik weet niet waar deze nieuwe jongen vandaan komt zei Koe, ik weet alleen dat hij zich Kim noemt. Dan kom je er maar snel achter zei de Wachter, of jouw verloofde zal moeten trouwen met het hulpje van de Keizer. Ik zag Koes gezicht niet, maar wist genoeg aan de stilte die erop volgde.

Ik zwom terug naar de over, en vertelde wat ik gezien had aan Schandra. ‘Dat achterbaks, smerig, ...’ nee wacht, zei ik. Heb je wel goed geluisterd, ze houden zijn verloofde Yasmindy gegijzeld. ‘Vind je het dan niet normaal dat hij alles op het spel zet om haar te redden?’ Vroeg ik haar, maar ze begreep het niet. Hoe iemand zijn vrienden kon verloochenen voor zijn geliefde. Het was duidelijk dat ze weinig gevoelens had. Of dat ze nog nooit gevoeld had hoe het was om verliefd te zijn, en dan je geliefde te moeten missen. Morgen zouden we naar het kasteel gaan, dan zou ik Cato en Arri verslagen, en dan kon ik misschien terug naar huis gaan. Ik dacht van vroeg te gaan slapen, maar het schoot me te binnen dat als de wachters zo dichtbij waren, dat we dan elk ogenblik konden aangevallen konden worden. Ik hield de hele nacht de wacht, maar blijkbaar was het overbodig, want we zagen niemand.

De dag erna, zetten we laat onze tocht op gang, zodat we zeker zouden zijn dat de Keizer in zijn kasteel zou zijn. We gebruikten een van de geheime gangen die Schandra wist liggen. Plots lichtte alles op. De geheime gang ging weer open, en daar stond Koe. Ik dacht eerst dat hij ons ging komen helpen, toen zag ik dat er wel een dozijn van Arris mannen achter hem stonden. Ze stonden klaar met hun boog, en voerden ons het kasteel in. Koe volgde te paard, en durfde ons niet aankijken. Wat een eeuwigheid leek ging voorbij toen we stopen. ‘Maar… we zijn toch nog niet aan het kasteel’ zei Koe. Dat klopt zei een van de mannen. Maar jij mag niet weten waar de geheime ingang is. En plots… Koe viel van zijn paard af. Hij was door vier pijlen geraakt ter hoogte van zijn hart. Ik kon het niet vatten. Hoe konden ze dit zo koelbloedig doen.

©

Ik kon dit niet toestaan. Ik moest en zou me losrukken uit de touwen waarmee ik vastgebonden was. En opnieuw dacht ik dat ze schoten met hun bogen, maar deze keer vielen er wachters neer in plaats van een van ons. De pijlen leken uit de bosjes te komen, en toen zag ik het. Een blauwe vogel die achterstevoren vloog kwam in razend tempo aangevlogen. Hij pikte onze touwen door, en gaf me men zwaard. Ik was nooit zo blij geweest Onip te zien. En als Onip hier was, dan konden Elckhout, Krikkie en Cois niet ver we zijn. Ik zocht diegene die t dichtste bij mij stond en sloeg toe. In een mum van tijd lagen ze allemaal dood op de grond. Sommige doorboord door pijlen, anderen in mootjes gehakt door mij. Onip vloog weg achter de bosjes en plots zag ik ze staan. Elckhout aan de ene kant, en Cois met Krikkie aan de anderen. Wij komen om te helpen zeiden ze. Ze wisten dat Koe zijn verloofde ontvoerd was, en dat hij informatie doorspeelde aan de Keizer, maar ze konden hem niet verraden omdat hij niet mocht sterven. Cois, Krikkie en ik trokken de kleren aan van de Keizer zen mannen, en deden alsof de anderen de gevangenen waren.

Laat ons binnen, we hebben gevangenen bij. We stonden vlak voor het kasteel. De bewakers openden de poorten, en we stapten binnen. De Keizer en de Keizerin stonden er te praten met iemand die eruit zag alsof hij nog nooit gehoord had van een bad. Dit moest het hulpje zijn waarover die ene bewaker het had. We brachten Elckhout en Schandra naar de cellen. Plots landde Onip op de schouders van Elckman. Dit kon niet zijn. In twee seconden tijd was de vogel dood. Eerste wilde ik hem wegjagen, maar hij vloog omhoog, en werd meteen neergehaald door de boogschutters op de muur. Dit was het zoveelste tragische verlies dat we leden.

Aan de cellen aangekomen, overmeesterden we de andere bewakers, hielpen de andere gevangenen uit hun cellen, en starten de aanval. Maar… er speelde een factor mee die ik vergeten was. Plots werden er schoten gelost van de mannen op de muur. Iedereen werd doorboord met een pijl, alleen ik en Schandra bleven nog over. Natuurlijk, ze wisten dat ik eraan kwam. Koe had hun wachters ingelicht. Ik wist niet wat doen, ik had al deze mensen de dood ingejaagd. Cois, Krikkie, Onip, Jeremay, Koe,… allemaal mijn schuld. Ik liep terug naar de cellen, en zocht een schild, iets dat me zou kunnen beschermen tegen de boogschutters. Plots zag ik dat niet iedereen gevlucht was. In de laatste cel zat een meisje. Met een bril en een ijzeren bolletje door haar lip. ‘Wat doe je hier nog’ vroeg ik haar. Ze zei me dat ze wachtte op Koe om haar te komen redden. Dit was natuurlijk Yasmindy, Koe haar verloofde. Ik vertelde haar wat er gebeurd is, en ze barstte in tranen uit. Ik probeerde haar te troosten, maar niets mocht baten. Ze stormde naar buiten, en werd meteen door tientallen pijlen doorboord. Ik zag het hulpje naar Yasmindy lopen. ‘Nee!’ Schreeuwde hij. Niet Yasmindy! Hij stond recht en liep de muur op. Hij duwde een aantal mannen van de muur af, de rest hakte hij de armen of benen eraf van klare woede. Ik was dit tafereel aan het waarnemen toen ik ineens een doordringende stem hoorde. ‘Glettheus, stop daarmee.’ Het was Keizerin Cato. Glettheus stopte niet meteen, maar toen hij er een stuk of tien had afgeslacht hiel hij toch op. ‘Er zijn zoveel mooie meisjes die je kunt krijgen’ zei ze. Deze domme boerentrien is het niet waard. Ik keek een keer naar Glettheus, en kon niet geloven dat ze het meende. Dit was werkelijk de lelijkste jongen die ik al gezien had. Maar, dit gaf me wel de gelegenheid om me te wapenen. Ik pakte een boog, en schoot niet een, maar wel vijf keer een pijl af. Ik raakte Cato, maar mijn pijlen gingen ook recht op Glettheus af. Deze kon de eerste ontwijken, de tweede kreeg hij in zijn schouder en de laatste twee recht in zijn hart. Cato schreeuwde het uit. De pijlen hadden haar doorboord. Eentje was haar gepenetreerd en was net onder haar hart blijven steken. Ze viel naar, en Arri viel naast haar neer. ‘Nee, wie heeft dit gedaan?!’ Hij keek eerst op naar de muren, maar toen zag hij mij staan met de boog in mijn handen. Hij pakte zijn zwaard, en doorboorde met een steek was genoeg om me te doden. Ik voelde het bloed sijpelen, men kleren nat worden. Alles werd zwart voor men ogen.

‘He jongen, pas eens op, wij moeten door.’ Ik opende men ogen. Ik zat terug in de bioscoop. Het einde van de film was net in beeld, en ik zag dat de Held de Keizer doodde. Was het dan allemaal een droom? Ik keek naar men T-shirt, en zag dat ik er met men blikje cola op gemorst had. Net op de plaats waar i de fatale wond toegedeeld kreeg door de Keizer. Was het dan allemaal alleen maar een droom? Halfwakker verliet ik de bioscoop en ging naar huis. Ik besloot nooit meer een film te gaan kijken als ik een kater had. En in de verte, hoorde ik de kreet van Schandra die gemarteld werd door de Keizer zodat ze zou zeggen waar ik heen was.

©
 

Ask a Question

Want to reply to this thread or ask your own question?

You'll need to choose a username for the site, which only take a couple of moments. After that, you can post your question and our members will help you out.

Ask a Question

Similar Threads


Top